Maatschappelijke urgenties

Zonder maatschappelijke (en politieke) urgenties is er geen voortgang te boeken in de richting van een meer duurzame ontwikkeling. Deze handreiking stelt voor stedelijke regio's vier maatschappelijke opgaven centraal:

  • klimaatneutrale en klimaatbestendige inrichting
  • verbetering van het vestigingsklimaat en economische concurrentiepositie
  • sociaal-culturele opgave
  • groei /krimp

Klimaatneutraal en klimaatbestendig
Een van de grootste deelopgaven voor stedelijke regio’s is een klimaatneutrale en klimaatbestendige inrichting. Klimaatneutraal richt zich vooral op de vermindering en voorkoming van de uitstoot van broeikasgassen (vooral CO2) die klimaatverandering tot gevolg hebben. De transitie naar duurzame energie en beperking van het energiegebruik spelen  een sleutelrol. Toekomstige ruimtelijke investeringen in de stad moeten bijdragen aan beperking van het energiegebruik en het gebruik van duurzame energiebronnen stimuleren. Binnen 30 jaar moet de klimaatneutrale stad realiteit kunnen zijn. Dat kan alleen als alles wat op korte termijn gebouwd en verbouwd wordt al op deze ambitie is gericht. Daarnaast zijn investeringen nodig in en dragen investeringen bij aan een klimaatbestendige inrichting van stedelijke gebieden, zodat steden kunnen omgaan met veranderingen in het klimaat: natter, droger en warmer. Waterveiligheid, waterberging, hittestress en biodiversiteit zijn belangrijke onderwerpen voor de stedelijke gebieden en voor de relatie tussen stad en ommeland. 

Verbetering vestigingsklimaat en economische concurrentiepositie
Een opgave is om investeringen in een klimaatbestendige en klimaatneutrale inrichting te laten bijdragen aan versterking van het vestigingsklimaat voor mens en bedrijven. Groen en water zijn aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden voor mensen en bedrijven (beleving, ontmoeting en zeker voor een duurzame stad van belang voor beweging en sport).  Ook verbetering van de landschappelijke kwaliteit en het openhouden van onbebouwd gebied behoren daartoe. Slimme inpassing in het stedelijk gebied is een ontwerpopgave voor de toekomst. Een goede bereikbaarheid zorgt voor versterking van de economische concurrentiepositie. Intensivering van het ruimtegebruik op (multimodale) knooppunten vergroot het draagvlak voor collectief vervoer en maakt kwaliteitsverbetering van dat vervoer mogelijk.  Een gedifferentieerd aanbod aan bedrijfsruimte en -milieus is voorwaarde voor een gevarieerde economie. Hergebruik van karakteristieke oude bedrijfspanden op gunstig gelegen locaties geeft gebieden een impuls, stimuleert de economie (o.a. vestigingsplaats voor de creatieve en kennisintensieve sector) en versterkt de identiteit.  Ruimte voor bedrijven, die de buurt -en wijkeconomie versterken, zorgt naast een economische impuls ook voor een sociaal-culturele impuls (voorzieningen, ontmoeting, herkenbaarheid, meedoen, etc.).

Sociaal culturele opgave
De identiteit van een gebied kan een positief bindmiddel zijn voor bewoners en bedrijven. Het biedt een herkenbare plek waar mensen trots op kunnen zijn, waar ze in willen investeren (sociaal,  cultureel, etc.).  Identiteit is een stimulans voor betrokkenheid en sociale cohesie.  Niet onbelangrijk in stedelijke gebieden met een diversiteit aan sociale opgaven (verminderen van o.a. schooluitval, werkloosheid, criminaliteit, onveiligheidbeleving, aantallen kinderen en volwassenen met overgewicht). Ruimtelijke investeringen zijn er mede op gericht om de sociale en culturele kant van duurzaamheid te versterken. Denk aan investeringen in de openbare ruimte (groen en blauw), voorzieningen, openbaar en langzaam vervoer, parkeren, vermindering van milieuhinder (geluid, stank, externe veiligheid).  Ook investeringen in duurzame energie kunnen gebruikt worden om sociale cohesie te versterken (bijv. in de vorm van aandeelhouderschap van een lokale energiemaatschappij). Belangrijk zijn investeringen die verbindingen leggen, bijvoorbeeld tussen onderwijs (MBO/HBO) en stedelijke economie (werkervaringsplaatsen, startende ondernemingen).

Groei / krimp
Groei en krimp van de bevolking dan wel het aantal huishoudens is in samenhang met de economische ontwikkeling  sterk bepalend voor het ruimtelijk programma (woningen, recreatiegebieden, bedrijfsruimte, infrastructuur, voorzieningen, etc.) van een gebied. 

In veel stedelijke gebieden is de komende jaren nog een groei van het aantal huishoudens te verwachten. Die groei werkt door in de vraag naar woningen, voorzieningen en in minder mate in de vraag naar arbeidsplaatsen.
De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren zal groeien naar ruim 8 miljoen in 2035. Daar komt nog bij dat mensen steeds grotere woningen wensen (afgelopen eeuw zijn woningen gemiddeld twee keer zo groot geworden). Een groot deel van deze nieuwe woningen zal in de Randstad moeten worden gebouwd. Mensen brengen steeds minder tijd door op het werk. Een deel van deze extra tijd verblijven ze in de woning waar hogere eisen aan worden gesteld. Deze extra vrije tijd legt een grotere claim op het openbare gebied dat intensiever wordt benut. Door deze ontwikkelingen wordt de druk op het buitengebied groter.  
Voor werken ligt de situatie anders. Economische groei (en daarmee de productiegroei) maakt dat er behoefte is aan meer ruimte voor werken. Tegelijkertijd is er een verschuiving naar meer dienstverlening. Omdat kantoorwerkzaamheden minder ruimte vragen en makkelijker stapelbaar is, is per werknemer minder grond nodig. Netto neemt de behoefte aan ruimte voor bedrijvigheid voorlopig nog toe. Afhankelijk van verschillende scenario’s neemt de behoefte aan ruimte voor werken na 2020 af. De groei van de werkgelegenheid kent sterk stedelijke karakteristieken. De consumentgerichte dienstverlening groeit sterk (zorg, horeca/uitgaan/vrije tijd, detailhandel) en deze groeit waar consumenten zijn: in de stedelijke gebieden. Daarnaast zijn er groeiverwachtingen van de kennisintensieve bedrijfstakken en de creatieve sector. Ook deze kennen een sterke stedelijke oriëntatie. Ook het aantal starters en zzp’ers dat werkt vanuit de woning is sterk toegenomen. De meerderheid hiervan zit in een stedelijke omgeving en wil bij doorgroei het liefst om de hoek verhuizen.

In groeigebieden mag nog een (aanzienlijke) groei van het personen- en goederenvervoer verwacht worden. Enerzijds als gevolg van sociale en demografische effecten (o.a. meer mensen en huishoudens, meer mobiele ouderen) anderzijds als gevolg van economische effecten. Groei van de economie doet – bij verder ongewijzigde omstandigheden – de transportstromen toenemen.

In een aantal stedelijke gebieden is echter sprake van bevolkingskrimp die (op termijn) doorwerkt in de arbeidsmarkt , de woningmarkt  en de vraag en het aanbod van voorzieningen. Vooralsnog liggen deze gebieden vooral in de periferie van het land, maar op termijn zullen meer (delen van) stedelijke gebieden met krimp te maken krijgen.  De krimpproblematiek agendeert in relatie tot duurzaamheid een aantal thema’s: duurzame mobiliteit  – omdat het draagvlak voor collectieve vormen van vervoer vermindert en er tegelijkertijd ruimte kan vrijkomen voor bijvoorbeeld een slimmere inrichting van infrastructuur voor langzaam verkeer – en de mogelijkheid om de groen- en ecologische structuur te versterken (incl. mogelijkheden voor stadslandbouw). Een ander thema is grondstoffen (bouw en sloopafval) mede in relatie tot sluiten van kringlopen. Op sociaal en economisch gebied spelen vragen die te maken hebben met het aanbod aan voorzieningen, mogelijke waardedaling van vastgoed en wat dat betekent voor de inkomens-  en vermogenspositie van inwoners, sociale veiligheid, et cetera.