Vuistregels

Generiek

  • “Duurzaamheidsladder” (gericht op mobiliteit met minder negatieve effecten):
  1. Zo min mogelijke gemotoriseerde verplaatsingen
  2. Zo duurzaam mogelijk verplaatsen
  3. Zo min mogelijk negatieve effecten door verplaatsingen

 

  • Mobiliteitsladder/Zevensprong van Verdaas: voorkeursvolgorde van maatregelen om de bereikbaarheid van deur tot deur te verbeteren:
  1. voorkom verplaatsingen[1] (benut de mogelijkheden van de ruimtelijke ordening en telematica)
  2. prijsbeleid (anders betalen voor mobiliteit incl. parkeerbeleid)
  3. openbaar vervoer[2] en langzaam vervoer optimaliseren
  4. mobiliteitsmanagement
  5. betere benutting van bestaande infrastructuur
  6. aanpassing aan de bestaande infrastructuur
  7. nieuwe infrastructuur 

 

Regionaal/structuurvisieniveau

  • ABC-locatiebeleid gemoderniseerd met aandacht voor a. ketenmobiliteit en bijbehorende transferpunten (“krantje&croissantje”, kinderopvang, servicepunt, etc) en b. “hoogste niveau met zeer goede auto- én OV-bereikbaarheid op (inter)nationaal niveau en c. slecht bereikbare plaatsen met auto en OV waar onbereikbaarheid een kwaliteit is. 
  • Locatiecriteria nieuwe verstedelijking in relatie tot verkeer en vervoer/infrastructuur
  • beter benutten van bestaande infrastructuur naar tijd en richting
  • meerzijdige oriëntatie (minstens 3 zijdig), geen ontsluiting door doodlopende verbindingen waar aan het eind nauwelijks voeding van het netwerk plaatsvindt
  • beperkte en compacte omvang: max. 10 minuten in voor- en natransport is bepalend voor vorm, dichtheid en omvang van het OV-netwerk
  • waar voldoende vraag gebundeld is, weinig ruimte is en reistijdverhouding ov : auto van max 1,5 : 1 is te bereiken: vooral collectief vervoer
  • vooral individueel vervoer waar gespreide vraag is en reistijdverhouding auto: OV minimaal 1 : 1,5 is.
  • verknoping van hart op hart verbindingen tussen centra van steden met rand op rand verbindingen tussen nieuwe en jonge centra aan de randen van stedelijke gebieden
  • verknoping van netwerken in de vorm van kruispunten c.q. verbindingen van haltes en transferia (meerzijdige ontsluiting)
  • verknoping van ruimtelijke schaalniveaus in verschillende typen van kruispunten: lokale stadsgewestelijke, regionale, nationale en internationale knooppunten waarbij essentieel voor verknoping het hoogste niveau ook alle andere niveaus in zich verenigt
  • verknoping van diverse vervoerswijzen
  • optimaal gebruik van bestaande infrastructuur, toevoegingen waar nodig van ontbrekende schakels en voedingspunten
  • minimalisering van overstappen tussen verschillende vormen van vervoer
  • variëren met snelheden en maaswijdtes om ruimte te bieden aan verschil in leeftempo tussen groepen.
  • Principes van netwerkplanologie
  • hiërarchie knopen en netwerken sluit op elkaar aan: plaatswaarde en vervoer-/knoopwaarde in evenwicht

 

Locatie- en inrichtingsniveau

  • meervoudig ruimtegebruik met infrastructuur (ondergronds)
  • benut NS stations optimaal door intensief ruimtegebruik in de directe omgeving: werk en voorzieningen (korte natransporttijd) het dichtst bij en wonen (voortransporttijd) direct daarop aansluitend.
  • benut afslagen van snelwegen voor logistieke bedrijventerreinen
  • ontwikkel watergerelateerde bedrijvigheid aan vaarwater
  • benut minder bereikbare locaties voor extensieve functies
  • hanteer voor de inrichting van stedelijke hoofdaders het principe van “LARGAS”: langzaam rijden gaat sneller
  • pas in zwaar belaste gebieden toegangsregimes op basis van milieubelasting toe (milieuzonering) 
  • zorg voor een heldere hiërarchie in het fietsnetwerk: twee niveaus met op hoofdniveau een maaswijdte van ca. 300 meter en op het tweede niveau van ca. 150 meter in voedingsgebieden
  • maak hoofdverbindingen voor de fiets zo direct mogelijk (“rechte lijn”)/ beperk de omrijfactor tot ca. 1,1 en ontvlecht deze van het autonetwerk (hoofdverbindingen) dan wel ontwikkel deze op afstand hiervan
  • geef eerst ruimte aan spelende kinderen, voetgangers, fietsers en OV bijvoorbeeld door specifieke zones aan te wijzen (voetgangerszone)
  • positioneer voorzieningen nabij bushaltes/OV-haltes
  • creëer woon-werkplekken
  • plan fietsenstallingen zo dicht mogelijk bij de voordeur, bij het perron/halte en bij de eindbestemming
  • positioneer woningen zo direct mogelijk bij langzaam verkeersroutes
  • vermijd parkeren voor de deur daar waar die openbare ruimte ook voor spel en ontmoeting geschikt moet zijn
  • ontwerp voor een optimale bezetting van parkeerplaatsen  en -systemen zonder overlast voor de omgeving
  • pas oplaadpunten voor elektrisch vervoer in


[1] Let op de BREVER wet die stelt dat er per persoon een vaste hoeveelheid verplaatsingstijd is. Verplaatsingen die voor een bepaald doel worden voorkomen worden veelal ingevuld met verplaatsingen voor een ander doel.

[2] Let op dat openbaar vervoer niet altijd schoner is dan bijvoorbeeld de auto. Dit is sterk afhankelijk van o.a. bezettingsgraad, type voertuig, doorstroommogelijkheden