Bijlagen

  1. Toelichting op ambities
  2. Schaalniveaus
  3. Haalbaarheid
  4. Betaalbaarheid
  5. Bruikbare instrumenten
  6. Onderlinge versterking


1. Toelichting op ambities

De ambities hebben betrekking op de volgende drie onderwerpen:

  • Minimaliseren van fysieke milieubelasting die tot gezondheidsschade kan leiden. Hierbij gaat het om klassieke milieuthema’s als  bodemverontreiniging, luchtverontreiniging, geluidsoverlast, en externe veiligheidsrisico’s. Hiervoor gebruiken we de scores zoals die voor de GES methodiek zijn ontwikkeld. GES-scores geven een beeld van de milieugezondheidskwaliteit en zijn voor verschillende thema’s opgesteld. De scores lopen van 0 t / m 8. Een lage score betekent een goede milieugezondheiskwaliteit (zie kader). Over het algemeen zijn de GES-scores zo opgesteld dat een GES score van 5 aan de norm voldoet en een score van 6 niet meer. Meer informatie is te vinden op www.ggdkennisnet.nl.
  • Bevorderen van gezond gedrag,vooral gericht op meer bewegen.
  • Voorkomen van gezondheidsschade als gevolg van hete periodes in de zomer (hittestress)
  • Bevorderen van het algeheel welbevinden. Hierbij gaat het om een plek waar mensen zich thuis en op het gemak voelen, een plek waar mensen zich kunnen ontplooien met voldoende sociale interactie.

GES-score

Milieugezondheiskwaliteit

0
1
2
3
4
5
6
7
8

Zeer goed
Goed
Redelijk
Vrij matig
Matig
Zeer matig
Onvoldoende
Ruimte onvoldoende
Zeer onvoldoende

 

2. Schaalniveaus

Voor het thema gezond en veilig geldt dat zowel het hoogste als het laagste niveau als vertrekpunt dienen.

Vertrekpunt hoog schaalniveau
Voor het verminderen van de milieuhinder als gevolg van bedrijvigheid en infrastructuur is een start op het hoogste schaalniveau gewenst. De reikwijdte van een oplossing vanuit dat perspectief is over het algemeen groter, een groter deel van het gebied heeft er baat bij en soms ook bewoners / gebruikers buiten het gebied. Dit loopt vrijwel simultaan met de voorkeursvolgorde voor een aanpak bij de bron, bij de overdracht of bij de ontvanger.

Op het hoogste schaalniveau gaat het in eerste instantie vooral om de vraag welke functie op welke plek moet komen. Welke plek heeft de kwaliteiten die nodig zijn voor de gewenste ontwikkeling. Vanuit gezond en veilig kunnen we twee kanten op beredeneren:

  1. Vanuit de mens, welke locatie is het meest geschikt voor langdurig verblijf van mensen
  2. Vanuit de noodzaak milieuhinderlijke activiteiten uit te oefenen. Welke plek is geschikt om hinderlijke activiteiten uit te voeren.


In beide gevallen gaat het om de koppeling tussen bestaande kwaliteiten en de kwaliteiten die van belang zijn voor een bepaalde functie. In dit geval toegespitst op de milieukwaliteit.

Een niveau daaronder gaat het om het toewijzen van functies binnen de locatie. Waar komt groen, waar wonen, waar werken etc. Wanneer op het hoogste niveau geen optimale keuze gemaakt kon worden is sturing op dit niveau noodzakelijk.

Een niveau lager gaat het om afscherming van gevoelige functies van hinderbronnen. Dit is alleen nodig als op een hoger niveau geen oplossing voorhanden was.

Op het laagste niveau gaat het om gebouwgebonden maatregelen, zoals bijvoorbeeld situering van slaapvertrekken en extra isolatie tegen geluid. Uiteraard alleen noodzakelijk als er op een hoger niveau geen oplossing mogelijk was. Maar, wellicht ook in andere situaties gewenst vanwege het streven naar verbetering van het welbevinden.

Dit vertaalt zich uiteindelijk in een voorkeursvolgorde vanuit de aanpak van milieuhinder.

  1. Kies voor een bij de functies passende locatie. Milieukwaliteit is leidend voor de keuze van een locatie, de locatie biedt geen beperkingen voor wat betreft de milieukwaliteit. Dus: in geval van bedrijvigheid, locatie biedt mogelijkheden voor goede zonering, geen gevoelige functies in omgeving; in geval van gevoelige functies, milieukwaliteit is goed; in geval van combinatie van functies, gebied biedt mogelijkheden voor scheiding, bundeling en zonering.
  2. Positioneer functies optimaal binnen locatie. Binnen de locatie worden functies vanuit milieukwaliteit optimaal gesitueerd (vlekkenplan, zonering).
  3. Los problemen op door afscherming. Milieubelasting wordt zoveel mogelijk tegengegaan door afscherming tussen bron en ontvanger
  4. Ontwerp en bouw op basis van de beperking in milieukwaliteit. Functies worden zodanig ontworpen dat de effecten van de milieubelasting geminimaliseerd worden. Voorkeur: a. maatregelen bij bron (wegprofiel, asfalt, verkeersmaatregelen, maatregelen op bedrijfsniveau; b. maatregelen bij ontvanger die effect tegen gaan (gebouw gebonden maatregelen tegen geluid, luchttoevoer van schone zijde, maatregelen gericht op snelle evacuatie etc.).


Vertrekpunt laag schaalniveau

Vanuit het laagste schaalniveau gaat het erom los van ontwikkelingen op een hoger schaalniveau de ruimte zo in te richten dat deze leidt tot gezondere bewoners en gebruikers. Ongeacht maatregelen op een hoger schaalniveau kunnen altijd maatregelen genomen worden voor bijvoorbeeld

  • Het tegengaan van burengerucht
  • Minimaliseren van geluid van installaties
  • Het allergeenarm ontwerpen
  • Toepassen van gezonde materialen
  • Zorgen voor voldoende ventilatie
  • Stimuleren van spelen op straat (meubilair, interessante stoep, speelvoorzieningen)
  • Het binnen bereik stallen van fietsen
  • Veilige looproutes
  • Buurtgroen


Het laagste schaalniveau als vertrekpunt is belangrijk bij relatief kleine ontwikkelingen, waar ruimtelijke gezien de mogelijkheden voor sturing beperkt zijn en voor bijvoorbeeld architecten, constructeurs en installateurs.

3. Haalbaarheid

Voldoen aan de ambitie is in principe haalbaar. Factoren die het realiseren van de ambitie moeilijk maken zijn financiën (grondexploitatie, kosten afschermende voorzieningen etc.) en ruimtegebrek.

4. Betaalbaarheid

Kosten voor gezond schoon en veilig:

  • Grondkosten t.b.v. zonering, ruimere opzet, niet alles kunnen benutten
  • Grondkosten t.b.v. afscherming
  • Realiseren afscherming
  • Brongerichte maatregelen (wegdek, bedrijven etc.)
  • Effectgerichte maatregelen (isolatie, etc.)


Baten:

  • Grondexploitatie, betere kwaliteit, hogere opbrengst
  • Rendement op langere termijn, waardestijging vastgoed
  • Locatiekeuze en positionering functies leidt tot besparing op maatregelen bij bron, overdracht en ontvanger,
  • Maatschappelijke baten, ziekten, welzijn, productiviteit


Slim financieren:

  • Combineren / ontschotten budgetten voor milieukwaliteit, budget voor geluidsisolatie kan ook uitgegeven worden aan wegdek of schermen, meer woningen profiteren daarvan
  • Afscherming nuttig gebruiken, minder gevoelige functies als afscherming (winkels, horeca, bedrijven, sportfaciliteiten etc.)
  • Afscherming als zichtlocatie voor bedrijven
  • Voorschot nemen op waardestijging als gevolg van een betere milieukwaliteit
  • Financiering door belanghebbenden (400 jaar geleden betaalde men mee aan dijken en kreeg daarvoor rente over investering. Waarom nu niet mee betalen aan milieumaatregelen?)

 

5. Bruikbare instrumenten

  • Analyse milieukwaliteit. Bij start van planproces (en eigenlijk al bij locatiekeuze) milieukwaliteit in beeld brengen. Bijvoorbeeld d.m.v. signaleringskaarten, gis, mer en planmer.
  • GES. Vertaling van milieucontouren in gezondheidskundige waarden. Geeft inzicht in gezondheidseffect voor verschillende waarden, ook wanneer aan norm wordt voldaan.
  • Gebiedsgericht milieubeleid / gebiedsprofielen. Koppeling tussen functies en gewenste milieukwaliteit. Bruikbaar bij ontwikkeling van nieuwe gebieden en herstructurering. Woongebieden, centrumgebieden, groengebieden, bedrijventerreinen etc. krijgen elk een eigen milieuprofiel (is ambities voor thema’s als geluid, geur, lucht, etc.)
  • Stad en milieu. Instrument om af te wijken van milieunormen. Belangrijk: 1. succes van stad en milieu is vooral procesmatig, integraal kijken naar gebiedskwaliteit. 2. Systematiek van afwijken en compenseren wordt gebruikt voor wettelijke normen maar kan ook gebruikt worden voor eigen gestelde hogere ambities.

 

6. Onderlinge versterking

Relaties liggen er met de volgende thema’s:

  • Duurzame mobiliteit. Een duurzaam mobiliteitssysteem levert een bijdrage aan het realiseren van een betere leefkwaliteit. Onderdeel van een duurzaam mobiliteitssysteem is het stimuleren van lopen en fietsen. Hiermee leidt een duurzaam mobiliteitssysteem tot meer beweging.
  • Groen. Groen in het stedelijk gebied leidt tot meer verkoeling, levert een bijdrage aan het zuiveren van de lucht en nodigt uit tot extra beweging.