Structuurniveau: kader voor gebiedsopgaven
- Opgaven op structuurniveau
- Vuistregels voor duurzaam ruimtegebruik op structuurniveau
Opgaven op structuurniveau
Veel gebiedsopgaven zijn ingekaderd op een hoger schaalniveau: het structuurniveau. Een structuurvisie (indien aanwezig) vormt het beleidskader voor gebiedsopgaven.
In essentie zou er geen verschil moeten zijn tussen bijvoorbeeld een structuurvisie en een duurzame structuurvisie. In een duurzame structuurvisie is er echter meer en explicieter aandacht voor de kernwaarden. Dit leidt ertoe dat op duurzaamheidsthema’s zoals vernieuwbare energie en klimaatbestendig inrichten, hogere ambities nagestreefd dan gebruikelijk en dan wettelijk voorgeschreven. Maar, uiteindelijk hoort dit allemaal bij een ”goede ruimtelijke ordening”. De kernwaarden geven een (abstract) beeld voor de langere termijn. Voor de praktijk zijn de kernwaarden uitgewerkt in negen thema’s . Voor elk thema omschrijft het onderdeel thema's duurzaamheidsambities op drie niveaus en geeft aan op welke manier dat op verschillende schaal- en planniveaus zijn weerslag zou kunnen krijgen. In algemene zin gaat het om de volgende zaken (zie VROMraad Duurzame verstedelijking):
- Hoe kunnen ontwikkelingen de identiteit van een gebied versterken?
- Hoe kunnen ontwikkelingen op verschillende locaties dienstbaar zijn aan elkaar? Welke relaties zijn er? Wat kunnen ze voor elkaar betekenen? Op welke manier?
- Hoe zorgen we voor een toekomstgerichte ontwikkeling? Hoe zijn we flexibel voor verschillende scenario’s? Hoe gaan we om met onverwachte situaties en onzekerheden? Kortom hoe geven we aanpassingsvermogen, veerkracht en robuustheid ruimtelijk vorm?
- Meer aandacht voor de wisselwerking tussen stroom en plek: waar en hoe leveren stromen (zoals mensen, informatie, grondstoffen en afval, voedsel, energie en water) waarde op voor plekken terwijl gelijktijdig de overlast minimaal is? Te denken valt aan:
- koppeling van functies aan water zodanig dat schoon water schoon kan blijven. Stroomt water van ‘schone’ naar minder schone functies?
- ligging van plekken in een vervoernet (personen/goederen, auto/OV, lokaal/internationaal);
- de verbinding van de juiste functies aan warmte- en koudeoverschotten;
- het sluiten van kringlopen op diverse schaalniveaus en daar ook sociaal en economisch rendement uit halen.
- de relaties tussen stad en ommeland bijvoorbeeld op het gebied van voedselvoorziening, (her)gebruik van mineralen, energievoorziening, afvalketens en zoetwatervoorziening.
- Hoe kunnen hoge ambities op de afzonderlijke thema’s een bijdrage leveren aan een integrale gebiedskwaliteit?
Naast aandacht voor relaties zijn er bij een structuurvisie voor de verschillende thema’s vragen van belang om tot een goede afweging bij locatiekeuzes te komen. (zie kader).
Thema |
Vragen op structuurniveau |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Landschap |
|
|
|
|
|
n.v.t. |
|
n.v.t. |
Kader: Specifiek thematische vragen gericht op duurzame ruimtelijke ordening
Vuistregels voor duurzaam ruimtegebruik op structuurniveau
Een aantal hulpmiddelen (vuistregels voor ruimtelijke inrichting) is beschikbaar voor het maken van keuzes op weg naar duurzame stedelijke gebieden:
- De lagenbenadering als ontwerpstrategie. Voor een uitleg zie de website ruimtexmilieu
- Strategie van de 2 netwerken: Het onderscheiden van hoogdynamische en laagdynamische functies en die vervolgens slim ten opzichte van elkaar plaatsen in een netwerk (water, infrastructuur). Te gebruiken voor een optimale positionering van groen/natuur en economische functies in relatie tot water en infrastructuur.
- Het bepalen van de identiteit van locaties en plekken inclusief bijzondere kwaliteiten zoals cultuurparels, stille gebieden, actieve locaties (24 u/dag-7 dagen/week beweging) etc. Wat maakt een gebied bijzonder, welke kwaliteiten zijn dat, welke mogelijkheden biedt dit voor een duurzame ontwikkeling? Zijn er binnen het gebied specifieke plekken met andere kwaliteiten? Hoe kan je dit benutten? Zijn er kansen voor nieuwe iconen?
- Principes achter het ABC locatiebeleid. Het ABC beleid is weliswaar geen expliciet rijksbeleid meer, maar het achterliggende principe van koppeling van bereikbaarheidsprofielen en vestigingsmilieu is nog steeds nuttig. Naast een onderscheid in A, B en locaties is wel een spectrumverbreding op zijn plaats waar ook locaties met een uitstekende auto én OV bereikbaarheid en een breed scala van P&R-locaties deel van uitmaken.
- Ecologische hoofdstructuur. Op nationaal niveau is de ecologische hoofdstructuur vastgesteld. Veel gemeenten en regio’s hebben ook een eigen groene hoofdstructuur vastgelegd. Vaak gaat het om een visie voor de lange termijn, die op grond van de bouwstenen verbindingszones, kerngebieden en stepping stones vorm kan krijgen. Hiermee krijgen groen en water (gekoppeld met recreatie: lopen, fietsen, varen) een duidelijke plek in het stedelijk gebied.
- ICT-strategie: Intensiveren (meer van hetzelfde op dezelfde ruimte o.a. door gebruik 3e dimensie – onder en bovengrond- , slimmer gebruik in tijd), combineren (functiemix) en transformeren (bestaande functie weg en vervangen door een functie die intensiever de ruimte benut echter wel met oog op wat te doen met de oorspronkelijke functie: niet afwentelen)
- SER-ladder: Voor de inpassing van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur geldt:
- Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
- Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
- Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
- Exergieplanning: een ruimtelijke inrichting die gebaseerd is op “low-exergyprincipes”, waarbij hoogwaardige energie alleen wordt ingezet voor hoogwaardige (industriële) processen en waarbij reststromen via 'cascadering' laagwaardiger functies (bijv. de huisverwarming) voorzien van energie. Dit leidt tot andere vormen van functiecombinatie dan wel nabijheid van andere functies tot elkaar namelijk gebaseerd op energiegebruik/-levering.